Economie van Zambia
De economie van Zambia was altijd sterk afhankelijk van de koperwinning, maar door de daling van de koperprijs op de wereldmarkt vanaf de jaren zeventig, bleek dat de Zambiaanse economie zeer kwetsbaar was. De regering heeft geprobeerd om tot grotere diversificatie te komen, maar dat heeft tot nu toe weinig succes gehad.
Tussen 1968 en 1991 werd er een economische politiek doorgevoerd, die ertoe leidde dat de staat in veel sectoren door deelname aan het bedrijfskapitaal of door het stichten van staatsbedrijven een leidende functie kreeg.
Midden jaren tachtig kwam Zambia tot een overeenkomst met het IMF en de Wereldbank, met als voorwaarde dat er ingrijpende bezuinigd moest worden. In 1987 werd de overeenkomst met het IMF alweer verbroken, maar in 1990 werden de onderhandelingen met het IMF en de Wereldbank weer hervat.
Pas in 1991, toen president Kaunda terugtrad, ging Zambia onder leiding van de nieuwe president en oud-vakbondsleider Chiluba over tot grootscheepse privatisering van meer dan 200 staatsbedrijven. Zijn beleid werd geprezen door Wereldbank en IMF, maar stuitte zowel in eigen land als in de donorlanden op veel kritiek wegens zijn autoritaire optreden en de daarmee samenhangende inperking van politieke vrijheden. Bovendien vertaalde zich deze liberalisering en structurele aanpassing van de economie nauwelijks in economische groei.
Zambia kampt met enorme betalingsbalanstekorten en een hoge buitenlandse schuld (in 2002 5,9 miljard dollar). Het tekort op de handelsbalans bedroeg in 2002 ongeveer 233 miljoen dollar.
Over het algemeen zijn donoren en investeerders goed te spreken over het macroeconomische beleid van de overheid. Mede hierdoor kent Zambia sinds 2001 een gemiddelde economische groei van 4,5%. In een recent rapport van de Wereld Bank (Doing Business) scoorde Zambia 67e van 155 landen voor wat betreft het gemak van zaken doen, hetgeen zeer gunstig afsteekt bij andere ontwikkelingslanden.
Zambia heeft in 2005 het zgn. Completion Point bereikt van het HIPC-initiatief hetgeen leidt tot een aanzienlijke reductie van de schuldenlast. Op (middel)lange termijn hebben diversificatie van de economie, met landbouw als hoofdsector, en private investeringen prioriteit. Algemene doelstelling van het beoogde economisch beleid is en blijft armoedevermindering.
Diverse sectoren
De landbouw is de tweede belangrijke sector, maar sterk verwaarloosd. 68% van de bevolking is werkzaam in de landbouw, die voor 22% bijdraagt aan het Bruto Nationaal Product (bnp). Maar 16% van het potentieel bebouwbare land wordt voor de landbouw gebruikt, met als belangrijkste product maïs. In Zambia komen drie typen landbouwbedrijven voor: een kleine groep, vaak Europese, boeren die grote boerenbedrijven exploiteren, welke veelal handelsgewassen zoals maïs, vlees, suiker, tabak en zonnebloempitten produceren. Deze bedrijven produceren ongeveer de helft van alle voedsel dat op de markt komt. Daarna volgt een wat grotere groep boerenbedrijven, geleid door Zambianen die deels voor de handel werken en deels voor eigen gebruik, en de groep kleine boerenbedrijven (90% van alle boerenbedrijven zijn kleiner dan 10 hectare) die uitsluitend voor eigen gebruik produceren en de traditionele voedingsgewassen zoals maïs, cassave, gierst en aardnoten verbouwen. De beste gebieden van Zambia om landbouw te bedrijven zijn delen van Eastern, Western en Southern Province.
De veehouderij is vooral geconcentreerd in het zuiden en westen, waar de Tonga, Ngoni en de Lozi traditionele veehouders zijn. De export van vlees stelt weinig voor. De productie van melk nam gedurende de jaren tachtig toe. Hoewel bijna de helft van het land met bos is bedekt, is de commerciële exploitatie daarvan nauwelijks van de grond gekomen.
De rivieren en meren zijn zeer visrijk, maar de visvangst staat nog in de kinderschoenen.
De industrialiseringsgraad is laag, maar deze sector, inclusief de mijnbouw, draagt toch voor 40% bij aan het bnp. De belangrijkste activiteiten betreffen de voedsel- en dranken-, textiel-, chemische en lichte ijzerproductie. Er wordt nauwelijks voor de export geproduceerd.
De industrie komt steeds meer in de problemen door de dure import van machineonderdelen en brandstof. Daardoor gaan overal industrieën dicht of draaien op verminderde capaciteit. Langs de zogenaamde ‘line of rail’ staan dan ook veel lege fabrieken en ondernemingen.
Koper is sinds mensenheugenis het belangrijkste mijnbouwproduct, en komt voor in de zogenaamde ’Copperbelt’, aan de grens met Congo. Door de crisis in de mijnbouw zakte Zambia in 1995 van de vijfde naar de tiende plaats op de lijst van ’s werelds belangrijkste koperproducerende landen. Het is de op vier na grootste exporteur van koper ter wereld. In 1969 werd er een record gebroken met een productie van 750.000 ton. Daarna daalde de productie naar 600.000 ton in 1982, 448.000 ton in 1990, 390.000 ton in 1995 en 347.000 ton in 1998. In 1998 zorgde de koperindustrie toch nog voor 70% van de exportinkomsten. In datzelfde jaar zorgde Zambia voor 2,6% van de totale wereldkoperproductie.
De crisis in de mijnbouw van Zambia sinds eind jaren tachtig werd niet alleen veroorzaakt door de spectaculair dalende wereldmarktprijs van koper, maar is zeker ook het gevolg van verouderde exploitatie-installaties, onvoldoende geschoold technisch personeel, chronische transportproblemen en de geleidelijke uitputting van de kopervoorraden voor het jaar 2010.
In 1999 werd een bod van de Zuid-Afrikaanse mijngigant Anglo American op de laatste belangrijke mijnen van het staatsbedrijf ZCCM (Zambia Consolidated Copper Mines) geaccepteerd. De overeengekomen prijs van 90 miljoen dollar was volgens critici een schijntje. Het Zuid-Afrikaanse bedrijf heeft zich vastgelegd op een kapitaalsinvestering van 200 miljoen dollar binnen drie jaar.
Andere belangrijke mijnbouwproducten zijn zink, lood en kobalt, waarvan Zambia en Congo de grootste wereldproducenten zijn.
De energie die gedistribueerd wordt door de Zambia Electricity Supply Corp. is vrijwel geheel afkomstig van waterkracht. De drie belangrijkste krachtcentrales zijn de Kafue Gorge-centrale, de Victoriawatervalcentrale en de Kariba-Noord-centrale.
Zambia exporteert elektriciteit naar de buurlanden, terwijl aardolie moet worden ingevoerd.
De belangrijkste uitvoerproducten zijn: koper (65% van de totale uitvoer), zink, kobalt (6% van de totale uitvoer), lood en tabak. De voornaamste afnemers zijn: Japan, Frankrijk, India, Thailand, België en Groot-Brittannië.
Ingevoerd worden machines, transportmiddelen, chemische producten, brandstoffen en voedingsmiddelen. De belangrijkste leveranciers zijn: Zuid-Afrika, Groot-Brittannië, Duitsland, Japan, Zimbabwe en de Verenigde Staten.
Het wegennet van Zambia verkeert in een redelijke toestand en het hele jaar door begaanbaar. Alle provincies zijn met elkaar verbonden via verharde en onverharde wegen (samen in totaal bijna 67.000 kilometer). De belangrijkste doorgaande verbindingen zijn de noord-zuidverbinding van de Copperbelt via Lusaka naar Livingstone en de oost-westverbinding naar de buurlanden Malawi en Tanzania. De TANZAM Highway, die doorloopt naar Dar es Salaam in Tanzania, is van betekenis voor de economie, omdat hij een van de belangrijkste verbindingen met de zee is.
Zambia Railways exploiteert de treinverbinding van Livingstone via de Copperbelt naar Banguela aan de Angolese kust. De Tanzania Zambia Railway Authority exploiteert de TAZARA-spoorlijn, die van Zambia naar Dar es Salaam in Tanzania loopt. De totale lengte van de spoorlijnen in Zambia bedraagt 2157 kilometer.
Door de natuurlijke omstandigheden is het gebruik van de rivieren en meren voor vervoer beperkt. Slechts een deel van de Zambezi, van Livingstone tot Senanga, is bevaarbaar (in totaal 2250 kilometer).
Nationale luchtvaartmaatschappij was de Zambia Airways Corp., die binnenlandse en buitenlandse vluchten verzorgt. Lusaka is de belangrijkste internationale luchthaven. In 2001 telde 11 vliegvelden met verharde landingsbanen en ca. 100 airstrips met onverharde landingsbanen.
Zambia kent enorme mogelijkheden voor het toerisme. Helaas is er voor de ontwikkeling hiervan geen geld in de staatskas en is men volledig afhankelijk van het particuliere initiatief. Om meer toeristen te trekken is een goed beheer van de natuurgebieden en een verbeterde infrastructuur noodzakelijk. Zo zijn er van de negentien nationale parken op dit moment maar hooguit vijf per auto te bereiken. Verder worden er veel bossen gekapt voor de landbouw en voor de productie van houtskool. Wat de wildstand betreft zal de stroperij streng aangepakt moeten worden.
Als het opknappen en herinrichten van de toerismesector goed aangepakt wordt, dan heeft Zambia met o.a. zijn nationale parken en de Victoria Falls toeristentrekkers van wereldformaat.
Toch is het toerisme een groeisector want halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw ontving met aan buitenlandse valuta 30 miljoen dollar; in 2001 was dat bedrag al gestegen naar 117 miljoen dollar.